Afbeelding

Het Grote Wilde Paard

Onlandse tijdingen

De laatste oktoberweek verstreek in ongebruikelijke warmte.
We liepen rond in luchtige kleding en probeerden zo gewoon mogelijk te doen. De heaters op de terrassen, de kachels thuis - ze konden uit blijven en dat verdreef de spookachtigheid van de torenhoge gasprijzen.

Een beetje.
Ik zag wespen en vlinders en op mijn balkon bloeide de geranium.

Bomen vergaten hun blad los te laten.
November klopte al aan de deur. Een enkele middenstander had al kerstverlichting opgehangen en de bakker etaleerde Sinterklaasjes van marsepein.

Mijn balkondeuren stonden de hele dag open, ik merkte het pas op toen het in de avond, ver na het invallen van de duisternis, wat frisser begon te worden.
En toch, het late nazomeren mag dankbaar stemmen in het licht van de energiecrisis, helemaal onbekommerd genieten is het niet.
Net als de wespen en de vlinders voelt ook de mens verwarring en enige onrust, alsof een onbekende weergod onze hemel komt bewonen.

Als dit wel erg mythisch klinkt dan vraag ik om excuus; ik ben onder invloed, onder invloed van mijn lectuur.
De laatste weken verdiep ik me in de geschiedenis van het grote onlandse continent aan de andere kant van de wereld, die van Terra Australis: Australië.

Daarnaartoe, schreef ik hier eerder, is een reis gepland in het komende jaar, een tocht via de westelijke woestijnen naar het hart van het grote lege land.
Onvermijdelijk dat je dan bij het lezen kennis maakt met zijn oudste bewoners, de Aboriginals, die meer dan zestigduizend jaar geleden naar het continent overstaken en met het land hun mythische band opbouwden, met hun Droomtijd, hun voorouderen die bergen schiepen of animeerden, met reuzenslangen en buidelhazen.

Die grote rode rots, die monoliet, in het midden van het land - Uluru - is geen rots maar het huis van een ademende ziel, een voorouder.
Het is een heiligdom.

Het heeft lang geduurd voordat de Europese kolonisatie van Australië zich rekenschap ging geven van die mythische erfenis. Dat wil zeggen: er gevoelig voor werd.
De Aboriginal bevolking werd verdreven van zijn oeroude land, gedecimeerd door vervolging, ziekte en alcohol, en kreeg pas een paar decennia geleden iets van zijn rechten terug. Geleidelijk aan maakte de benaming Ayers Rock, genoemd naar een gouverneur van Zuid-Australië, plaats voor de naam die de Aboriginals aan die grote rode rots gaven: Uluru. En beklimmen mag men hem niet meer.

Wij in Europa, of in het westen in het algemeen, zijn ons gevoel voor het mystieke en het mythische kwijtgeraakt; Verlichting en wetenschap, industrialisatie en technologie deden hun rationele opruimingswerk.
We zetten de natuur naar onze hand, wat wij Nederland noemen is in zijn geheel door mensen gevormd.

Terra Australis daarentegen is hard, genadeloos en woest.
En misschien meer nog dan elders in de wereld stelt dat land de mens op de proef.

Met zijn plagen, zijn droogtes, zijn overstromingen, zijn bosbranden lijkt het onze soort van zich af te willen schudden, zoals een wild paard zijn ruiter.

Ja, zo ziet Australië er uit in mijn Droomtijd: als de rug van een Groot Wild Paard dat zijn allergrootste plaag bestrijdt: de koloniserende mens. 

Wim Boevink

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant