Pays-Bas: douze points

Als ik dit stukje proza tik weet ik niet of Nederland door is naar de finale van het Eurovisie Songfestival; de deadline van deze column is op maandag. Wat ik wel weet is dat de finale altijd op zaterdagavond plaats vindt. Wat ik ook weet is dat het liedjesfestijn nog altijd veel liefhebbers aan de buis kluistert.

Het waren vroeger van die avonden waarop het hele gezin bij de tv zat, de kinderen met natte haartjes, net onder de douche vandaan, een glaasje prik en een bakje pinda’s onder handbereik. De bekende openingstune stemde verwachtingsvol; je wist dat er iets belangrijks ging gebeuren.

Iedereen leverde commentaar. Op het liedje, de zang, het orkest, hoe de zanger of zangeres eruit zag, op de (tweetalige) presentatie, de jurering, Here is the jury from Norway: Finland twelve points, Finlande douze points….

Jong en oud zaten vrolijk door elkaar heen te kakelen, het was gezellig in de huiskamer. Gezellig is trouwens een typisch Nederlands woord (en gevoel). Onze buurlanden kennen dat niet, het Duitse gemütlich en het Engelse cosy komen nog het dichtst daarbij in de buurt.

De winnende liedjes uit mijn jeugd waren Non ho l’eta van Gigliola Cinquetti, Poupée de sire, poupée de son van France Gall, Merci chérie van Udo Jürgens, Puppet on a string van Sandie Shaw en De Troubadour van onze eigen Lenny Kuhr, een van de vier(!) winnaars in 1969. Leuke liedjes met een kop en een staart, die iets van de optimistische tijdgeest van de jaren zestig weergaven. En iedereen zong nog in zijn eigen taal.

Wat een verschil met deze eeuw, met die vreselijke shit die we, vooral sinds de deelname van Oost-Europese landen, over ons uitgestort krijgen. Gladde discostampers, waarbij de verpakking belangrijker is dan de inhoud, met een hoog schreeuwgehalte en teksten als 'De lucht is blauw, ik hou van jou, blijf me trouw’.

Dat gebeurt dan in een soort steenkolengels met als argument dat ze in die taal het publiek beter kunnen bereiken. Maar als ik iemand uit Roemenië op het podium zie, wil ik Roemeens horen. In 2003 werd ik aangenaam verrast door de Waalse groep Urban Trad, die in een verzonnen(!) taal een prachtige folksong bracht. Dat is lef hebben. Ze werden er ook nog tweede mee ook. Maar dat zijn uitzonderingen.

Het Eurovisie Songfestival kijk ik nu met een half oog. Toch kan ik het niet nalaten rond middernacht even naar de jurering te kijken. Heerlijk corrupt zooitje met al die landen, die hun bevriende buren punten geven. Dat was vroeger zo en dat is niet veranderd. Genieten dus.

De laatste jaren slaat Nederland geen gek figuur, denk aan Anouk, The Common Linnets en Duncan Lawrence. Of zangeres S10 zich staande kan houden met het breekbare Diepte tussen al het discogeweld is koffiedik kijken, een positief punt is dat ze in het Nederlands zingt. Heel goed, eigen taal eerst. De winnaar staat overigens vast. Dat wordt Oekraïne en de reden waarom zal iedereen duidelijk zijn.